Het eerste theaterdecreet

In 1975 werd, na een lange staking van de Vlaamse beroepstheaters, een theaterdecreet opgesteld. Hierin stonden de voorwaarden waaraan gezelschappen moesten voldoen om aanspraak te maken op een jaarlijkse toelage. Het decreet had tot gevolg dat gezelschappen structureel gesubsidieerd konden worden. Naast het recht op subsidie waren er ook plichten voor de gezelschappen zoals normen voor het aantal producties, voorstellingen en zaalcapaciteit. De sector werd opgedeeld in vier categorieën: de repertoire-, spreidings- en kamertheater, en de gezelschappen voor experimenteel- of vormingstoneel. NTG behoorde tot de repertoiregezelschappen, net zoals KVS Brussel en KNS Antwerpen, de zogenaamde A-gezelschappen. Samen met het decreet werd meer geld vrijgemaakt voor de bestaande gezelschappen.

Maar ondanks de financiële verbetering was er nog steeds nauwelijks ruimte voor (artistieke) vernieuwing. De grote gezelschappen bewandelden verder de gekende paden. Ook bij het NTG zat alles muurvast. Acteurs werkten in vast dienstverband en er was een strikte hiërarchie, wie nieuw binnenkwam moest onderaan de ladder beginnen.

Theatermaker en auteur Arne Sierens zei hierover in een interview uit 2000:
"De generatie voor mij was getekend door Jean-Pierre De Decker en Jaak Vandevelde. Als je een goede assistent was, werd je ook een goede regisseur. De mentaliteit van: 'je moet er toch zeker twintig jaar over doen voordat je iets te vertellen hebt.'"

Volgens Roger Arteel, kernredacteur van het online platform Theatermaggezien, was deze hiërarchie ook zichtbaar in de voorstellingen. Hij had graag wat meer kansen voor jonge acteurs en nieuwe regisseurs gezien bij NTG:
"Dat is wel een minpunt in het verloop van al die jaren, dat we te veel de regie zagen van altijd dezelfde mensen en dat waren ook nog een keer de mensen die we kenden als acteur in datzelfde gezelschap en datzelfde theater."

In de jaren na het theaterdecreet was er veel kritiek op deze wetgeving. Ze was niet aangepast aan de opkomst van nieuwe stromingen en internationale fenomenen. Ook was er geen ruimte voor andere podiumkunsten dan het teksttoneel. In 1993 werd de wet dan ook herzien, in het zogenaamde podiumkunstendecreet. De traditionele gezelschapsstructuur nam af en er werd ruimte gemaakt voor nieuwe vormen van theater.